Wetenschappelijke consensus over EHS

27 oktober 2022 | Artikels

De laatste 2 jaar verschenen meerdere wetenschappelijke artikels die het optreden van elektrohypersensitiviteit (EHS) als gevolg van blootstelling aan elektromagnetische velden (EMV) bevestigen. Toch blijven politiek, media en industrie de stelling aanhouden dat er geen verband kan aangetoond worden tussen blootstelling aan EMV en de symptomen van EHS en  dat EHS te wijten is aan het nocebo-effect. In een recent artikel van de ICBE-EMF wordt deze stelling nogmaals ontkracht. We geven een samenvatting van het artikel en een vertaling van het luik over EHS. Het artikel is te raadplegen via: https://icbe-emf.org/activities/.

De ICBE-EMF verwijst naar fysieke reacties die optreden bij dubbelblinde studies,  gelijkaardige veranderingen vastgesteld bij dierproeven en vastgestelde effecten op de natuurlijke fauna. Met betrekking tot het nocebo-effect legt zij de tekortkomingen van de provocatiestudies bloot. Opdat het nocebo-effect oorzaak van EHS zou kunnen zijn, moet bewustzijn en ongerustheid over de effecten van EMV ook voorafgaan aan de symptomen. Dit is bij de meerderheid van personen met EHS niet het geval. Er is immers geen communicatie om het publiek bewust te maken van de risico’s van EMV’s, integendeel.

De ICBE-EMF concludeert dat neurologische symptomen, waarvan sommige door de ICNIRP worden erkend en die momenteel worden ervaren door mensen met EHS, zeer zeker niet-thermische “gezondheidseffecten” zijn die moeten worden verzacht door omgevingen te bieden met een verminderde blootstelling aan antropogene EMV voor overgevoelige personen.

De in het Westen gehanteerde normen voor elektromagnetische velden (EMV) zijn gebaseerd op richtlijnen van de ICNIRP (International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection). Deze richtlijnen zijn gebaseerd op onderzoeken op apen en ratten uit de jaren 1980 en op arbitraire veiligheidsfactoren. Zij gaan er van uit dat gezondheidsschade enkel kan optreden door opwarming van ons weefsel, wat men ‘thermische effecten’ noemt. Op basis van 25 jaar bijkomend onderzoek is aangetoond dat deze veronderstellingen foutief zijn en dat ook bij blootstellingen aan intensiteiten die onder de ICNIRP-richtlijnen liggen, schadelijke effecten optreden.

Vastgesteld zijn onder meer: niet-thermische inductie van reactieve zuurstofsoorten (oxidatieve stress), DNA-schade, cardiomyopathie (slecht werkende hartspier), carcinogeniteit (kanker), spermaschade en neurologische effecten, waaronder elektromagnetische overgevoeligheid (elektrohypersensitiviteit – EHS).

In dit artikel doet een groep van wetenschappers, verenigd in de de ICBE-EMF (International Commission on the Biological Effects of Electromagnetic Fields), een oproep om dringend maatregelen te nemen voor strengere blootstellingsnormen om mens en milieu te beschermen, in het bijzonder in het kader van de uitrol van 5G. De veronderstellingen waarop de ICNIRP-richtlijnen zijn gebaseerd, worden in het artikel één voor één ontkracht door wetenschappelijk bewijsmateriaal.

Specifiek met betrekking tot EHS wordt vooral gewezen op een verschil in individuele gevoeligheid. Net zoals niet elke roker longkanker krijgt, wordt niet iedereen overgevoelig aan elektromagnetische velden. Maar dat betekent niet dat het niet bestaat.

Onderstaande is een vertaald uittreksel uit het artikel.

Al het leven is tot op zekere hoogte “elektrosensitief”, aangezien fysiologische processen afhankelijk zijn van zowel subtiele als substantiële elektromagnetische interacties op elk niveau, van moleculair tot op systeemniveau. Reacties op verschillende soorten elektromagnetische blootstelling laten zien dat er een veel breder scala van EMV-gevoeligheid is dan voorheen werd aangenomen, en er bestaan subgroepen van extreem overgevoelige personen. Gezien de schadelijke gezondheidseffecten die zijn vastgesteld, waaronder cardiomyopathie, carcinogeniteit en neurologische effecten, zouden de acute, bewuste symptomen die zich bij sommige personen manifesteren niet onverwacht moeten zijn. De term die momenteel het meest gebruikt wordt binnen de medische wereld om mensen te beschrijven die acuut, symptomatisch gevoelig zijn voor blootstelling aan niet-ioniserende straling is Elektromagnetische Overgevoeligheid (EHS).

EHS is een multisysteem, fysieke respons die wordt gekenmerkt door bewustzijn van en/of symptomen die worden veroorzaakt door blootstelling aan EMV.  Veel voorkomende symptomen zijn onder andere (maar niet beperkt tot): hoofdpijn, duizeligheid, slaapstoornissen, hartkloppingen, oorsuizen, huiduitslag, visuele stoornissen, gevoelsstoornissen en stemmingsstoornissen.  Deze symptomen worden gemeld als reactie op EMV’s van verschillende typen (qua frequentie, intensiteit en golfvormen), zelfs bij een extreem lage intensiteit (orden van grootte onder de huidige veiligheidsniveaus). Veel voorkomende triggers van frequente en aanhoudende EHS-symptomen zijn pulsgemoduleerde RF-emissies (RF=radiofrequente), gemoduleerd bij extreem lage frequenties. Veel voorkomende bronnen zijn: mobiele telefoons, DECT-telefoons, computers met Wi-Fi/Bluetooth, Wi-Fi routers, slimme meters, antennes van basisstations en elektrische huishoudtoestellen.  Vermijding/beperking van EMV blijkt de meest effectieve manier te zijn om de symptomen te verminderen.

Richtlijnen voor diagnose en beheersing van EHS zijn ook peer-reviewed. De auteurs ervan zijn het erover eens dat de belangrijkste pijler van medisch management het vermijden van antropogene elektromagnetische velden is.  Case studies met details over klinische vaststellingen, EMV-metingen en beperkingsmaatregelen zijn gepubliceerd, en biomarkers, waaronder verhoogde markers van oxidatieve stress, ontstekingsmarkers en veranderingen in de cerebrale bloedstroom worden nog onderzocht.

Het is bewezen dat EHS een fysieke reactie is onder geblindeerde omstandigheden en, naast deze studies, zijn acute EMV-geïnduceerde veranderingen in cognitie, gedrag en fysiologische reacties waargenomen in studies met dieren. Tevens wordt verwezen naar referenties verder in het artikel over vastgestelde effecten in de natuur, vooral op (gevleugelde) fauna, die niet kunnen worden beïnvloed door in de media gecultiveerde angsten.  Deze studies leveren verder bewijs dat de noceborespons (door angst opgewekte lichamelijke symptomen) als causaal ten aanzien van symptomen ontkracht.

Er moet niet verwacht worden dat alle provocatiestudies op betrouwbare wijze bijwerkingen aantonen. Suggesties dat de noceborespons EHS-symptomen kan veroorzaken komen uit provocatiestudies die geen verband aantoonden tussen de blootstelling aan EMV en de gerapporteerde symptomen.  Het falen van deze studies is verklaarbaar gezien de zeer slechte methodologie in de meeste ervan.  Er werd geen rekening gehouden met een groot aantal essentiële factoren die op het individu moeten worden afgestemd, zoals het variabele begin en einde van de symptomen, de noodzaak van adequate recuperatieperioden, de specifieke frequenties en –intensiteiten die bij het individu de trigger voor het optreden van symptomen vormen, de eis van volledige EMV-hygiëne tijdens schijnblootstellingen, de eis dat de blootstellingen vergelijkbaar zijn met wat in het dagelijks leven voorkomt (b.v. pulsgemoduleerde informatiedragende EMV), enz.  Er is bijvoorbeeld aangetoond dat verschillende frequentiekanalen van GSM/UMTS mobiele telefoons een verschillend effect hebben op dezelfde menselijke cellen.  Evenzo is aangetoond dat EHS frequentie-afhankelijk is.  Zoals hierboven opgemerkt, moeten betekenisvolle provocatiestudies rekening houden met meerdere fysieke parameters van de blootstelling, inclusief frequentie, modulatie, duur van de blootstelling, en tijd na de blootstelling. Echter, de meeste provocatiestudies die er niet in geslaagd zijn een oorzakelijk verband vast te stellen tussen EMV blootstelling en EHS symptomen, gebruikten slechts één of twee condities met kortdurende blootstelling.

Er zijn veel problemen met de noceborespons als oorzaak van EHS, en niet in het minst met het ontbreken van het vereiste tijdsverband. Opdat de noceboreactie de oorzaak zou zijn van EHS, moeten bewustzijn en bezorgdheid over negatieve gezondheidseffecten van EMV’s voorafgaan aan de symptomen.  Maar bij de meerderheid van de EHS personen is dit niet het geval. Naarmate de publieke risicocommunicatie verbetert, zal dit niet langer verifieerbaar zijn. Maar dit is in belangrijke mate waargenomen op het enige moment waarop dit mogelijk was: voorafgaand aan de algemene bewustwording van de gezondheidsschade van niet-ioniserende straling.

Hoewel de ICNIRP herkent dat sommige kwetsbare groepen gevoeliger kunnen zijn voor de effecten van NIR-blootstelling, erkent zij ook dat haar richtsnoeren wellicht niet veilig kunnen aangepast worden voor sommige gevoelige subgroepen:

“Verschillende groepen in een bevolking kunnen verschillen in hun vermogen om een bepaalde blootstelling aan NIS [niet-ioniserende straling] te verdragen.  Kinderen, ouderen en sommige chronisch zieken kunnen bijvoorbeeld een lagere tolerantie hebben voor één of meer vormen van NIS-blootstelling dan de rest van de bevolking.  Onder dergelijke omstandigheden kan het nuttig of noodzakelijk zijn afzonderlijke richtwaarden te ontwikkelen voor verschillende groepen binnen de algemene bevolking, maar het kan doeltreffender zijn de richtsnoeren voor de algemene bevolking aan te passen om deze groepen op te nemen.  Sommige richtsnoeren kunnen nog steeds onvoldoende bescherming bieden aan bepaalde gevoelige personen of aan normale personen die gelijktijdig worden blootgesteld aan andere agentia die het effect van de NIS-blootstelling kunnen verergeren, bijvoorbeeld personen met lichtgevoeligheid”.

In 2020 merkte de ICNIRP ook op dat biologische effecten niet gemakkelijk te onderscheiden zijn van schadelijke gezondheidseffecten, en dat hun richtsnoeren:

“…niet bedoeld zijn om te beschermen tegen biologische effecten als zodanig (wanneer compensatiemechanismen worden overweldigd of uitgeput), tenzij er ook een geassocieerd schadelijk gezondheidseffect is.  Het is echter niet altijd gemakkelijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen biologische en schadelijke gezondheidseffecten, en dit kan zelfs variëren afhankelijk van de individuele gevoeligheid voor specifieke situaties. Een voorbeeld zijn zintuiglijke effecten van blootstelling aan niet-ioniserende straling onder bepaalde omstandigheden, zoals een tintelend gevoel als gevolg van stimulatie van perifere zenuwen door elektrische of magnetische velden; magnetofosfenen (lichtflikkerende gewaarwordingen in de periferie van het gezichtsveld) als gevolg van stimulatie van het netvlies door elektrische velden geïnduceerd door blootstelling aan laagfrequente magnetische velden; en het horen van microgolven als gevolg van thermo-elastische golven door uitzetting van zachte weefsels in het hoofd die zich via beengeleiding naar het binnenoor verplaatsen. Dergelijke waarnemingen kunnen soms leiden tot ongemak en hinder. De ICNIRP beschouwt ongemak en hinder op zichzelf niet als schadelijke gezondheidseffecten, maar in sommige gevallen kan hinder leiden tot schadelijke gezondheidseffecten doordat het welzijn wordt aangetast. De blootstellingsomstandigheden waaronder ongemak en hinder optreden, verschillen van persoon tot persoon”.

Het bagatelliseren van “ongemak” dat de voorloper is van pijn is niet in overeenstemming met de aanbevelingen van de WHO die in hetzelfde document van de ICNIRP worden geciteerd: “Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of gebrek.”

Ongemak is een teken dat een organisme iets ervaart dat een optimale gezondheid in gevaar brengt, en hoewel dit in sommige gevallen triviaal en omkeerbaar kan zijn, kan het in andere gevallen niet worden omgebogen. Er is een zeer breed scala aan pijntolerantie en pijnperceptie bij mensen, en om een zinvolle preventieve gezondheidszorg te bereiken, moet “ongemak” serieus worden genomen en waar mogelijk worden verzacht. Dit geldt met name in dit geval waar symptomen zoals hoofdpijn worden gemeld als reactie op blootstelling aan mobiele telefoons, terwijl tegelijkertijd een verhoogd risico op hersentumoren wordt vastgesteld als gevolg van diezelfde blootstelling (hier wordt verwezen naar een hoger in het artikel).

In werkelijkheid rapporteren mensen met EHS veel ernstiger gezondheidsverstoringen dan “ongemak” of “hinder” en in sommige gevallen zijn deze symptomen invaliderend. EHS wordt in toenemende mate erkend als een handicap door nationale rechtbanken in Frankrijk, Zweden en Spanje, wat de eis versterkt voor veiligheidsrichtlijnen die bewust rekening houden met deze meer vatbare groep.

Discussie/conclusies

Neurologische symptomen, waarvan sommige door de ICNIRP worden erkend en die momenteel worden ervaren door mensen met EHS, zijn zeer zeker niet-thermische “gezondheidseffecten” die moeten worden verzacht door omgevingen te bieden met een verminderde blootstelling aan antropogene EMV voor overgevoelige personen.

De invaliderende effecten en beperkingen die volwassenen en kinderen met EHS ondervinden, vormen een inbreuk op de wet inzake gelijke behandeling, de mensenrechtenwet van 2010 en andere ethische en wettelijke kaders. Het niet reageren en niet adequaat beschermen van deze groep veroorzaakt reeds vermijdbare morbiditeit, mortaliteit en economische verliezen door verloren werkdagen, compensaties voor gezondheidsschade en hogere kosten voor gezondheidszorg. Omgekeerd zou het tegemoetkomen aan deze groep door, zoals de ICNIRP voorstelt, “de richtsnoeren voor de algemene bevolking aan te passen om deze groepen op te nemen” niet alleen de negatieve gevolgen voor mensen met EHS verminderen, maar ook de volksgezondheid in het algemeen verbeteren, gezien de andere NIS-gerelateerde gezondheidsproblemen die in dit document worden belicht.